Hij,
die op haar leeftijd al 3 sopranen was
-zoals hij elk jaar zei
bij het blazen van de kaarsen-,
staat nu op loden benen,
het zilveren hoofd verdoofd,
een mond open
te staren
Weet hij wel,
hoe bovenmenselijk hoog zij zingen kan.
Nog even en het glas zal springen.
Zevenentwintig ramen tegelijk.
Man, wat zal het waaien
snijdend scherp, de wind.
Terwijl hij nog lichtjes
staat te draaien,
is zij al de gehavende
die niet meer zwicht
voor het feit dat hij zo geil werd
van haar verdrietige gezicht.