ik heb ze vastgelegd
met marterhaar, tussen kregelige
kringeldingen en de attributen
van een goochelaar
oude meisjes
die hun spiegelbeeld in slow motion
tegemoet springen
en een man met een compleet
nest lachvogels achter in zijn mond
- ik dacht even dat hij dood stond, maar ik hoor
het rinkelen in zijn bloed-
een stoel hangt in een boom en op de rug
van een lome hengst , een vissersvrouw
met verse vis, gefileerd op Delfts blauw.
iemand slaat enorm acht op het 3-gezusterspand
- raar, want dat hield ik nog achter de hand-
en roept: ‘nou, fijne doei!’