dat ze van je hout
een totempaal maakte
terwijl je langzaam van haar
afgleed, als een huid die loslaat
dat ze je lief vond
(met de kop op haar kussen)
je omhelsde
hels, helser
dat je kapte
en zij van je hout
stookte
ach
de kermis was koud
je kent het
afijn
je was er bij
gloeiend