ik droomdedat hij naast me zatstrak, tussen familie inde doden en de levendenhij legde zijn hand opmijn getrouwde kniemijn moeder branddeer een gat in met haar ogenwenkbrauwen lieten loszwevend als één bakenin de zee boven ons hoofdik hoorde het krakenvan draaiende nekkenhet strekken vanvallende kakenen mijn hand-gezwind op de zijne-sloeg allesalles in de wind