over zwerfkeien
langs de lege plek des aanstoots
naar de stulp die een straat herbergt
Javaanse jongens hangen nonchalant
tussen lippen, glippen langs vingers
smeulen na in zand
ik stoot mijn neus
tegen een knoflookmeisje
ze galmt uit de keel van Frank
ik dacht dat uw naam genoemd was
in verband met de dood, zei ik
de dood, zei hij, de dood is afgedragen
en het gevaar?
het gevaar ligt in bed, thuis
onder lakens van zijde
in een jurkje van kant
ik gaf haar mijn zegen
zij telde er twee
schreef mij op een brief
dat ik trouw zou blijven
aan mezelf en aan haar
zij is het land dat ik
achter mij laat
als ik zo meteen
jouw zee bevaar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten