tot de vissen in mijn buik
niet meer spartelen
en de zee niet meer
op mijn schoenen drupt
ik bedenk niets
wat ik bedenken kan
verveelt
ik wacht
tot de luie haast
in hoogst eigen persoon
(ik aanbad hem, vergat hem)
mij de stilte maakt
die alleen verbroken wordt
door wat de verdomde
fluisteraar wil dat ik versta
tot dan zal ik zwijgen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten